Commentaar Vrouwenpartij: een nieuwe wetenschap is in wording, een echte wetenschap. Tot nu toe was wetenschap beschrijvend.
Leuk, zeggen wij vrouwen, maar wat begrijp je er eigenlijk van als je het alleen kan beschrijven? Wat hebben wij vrouwen aan kinderen beschrijven? Pas als je controle krijgt over wat je beschrijft dan begrijp je er iets van. Dan pas kun je het wetenschap noemen.
Mannen beschrijven
Mannen denken dat ze het begrijpen als ze het kunnen beschrijven. Wij gniffelen achter hun rug over zoveel onkunde. Hoeveel controle hebben zij over de praktijk van het leven? Meestal slaan ze er maar een slag naar. Zoals ze doen met economie of psychologie. Hoeveel moet je beschrijven als je het over economie hebt of over psychologie? Hoeveel boeken schrijven, hoeveel artikelen en geschriften produceren? Met als resultaat: één beperkte visie en uitleg per boek! En hoeveel visies zijn er mogelijk of bestaan er?
Welke controle hebben we over de economie? Wat politieke ingreepjes en vervolgens: god zegene de greep. En schijnbaar blijf die zegen meestal uit.
Hoeveel controle hebben we over de psychologie van de mens? We komen niet verder dan problemen, en daarmee het gevoel, onderdrukken met medicijnen.
Vrouwen ervaren en zijn praktisch
Mannen geloven dat je alles met de juiste formule en simplificering perfect kan organiseren. Je selecteert een grote groep burgers en laat er modellen op los. De basis is dat ze allemaal als gelijk worden gezien, want anders werkt het natuurlijk niet. Alles en iedereen moet onder één noemer vallen.
Wij vrouwen weten dat elk mens uniek is, als uniek behandeld hoort te worden. Want anders? Anders krijgen we de wereld die we nu hebben. Een wereld vol onrecht, ongelijkheid, oneerlijkheid, onrust en angst, waarin we ons achtergelaten voelen en waar zorg door mannen berekend wordt.
We zien het in de wereld van nu: iedereen wil gewaardeerd worden met aandacht, persoonlijke aandacht. We willen gehoord worden door de politiek, door de overheid, door de journalistiek en de media. We trekken aandacht met alles wat we hebben: ons gezicht, onze kleding, onze luxe, onze aanwezigheid, onze likes en onze commentaren. Met het resultaat van toenemende depressie, eenzaamheid, zelfdestructie en angst, door gebrek aan zelfvertrouwen.
Wij vrouwen weten dit al zolang: aandacht doet alles groeien, gebrek aan aandacht geeft gedrags- en groeiproblemen. Aandacht is altijd persoonlijk en vertrouwenwekkend. Met aandacht is elk mensen probleem op te lossen.
Daarom is het universeel basisinkomen (UBI) de basis van onze maatschappelijke vrouwenvisie en ons vrouwenideaal. Iedereen wordt gewaardeerd, iedereen voelt zich gewaardeerd. Iedereen kan groeien. Iedere unieke persoon krijgt een rijke keuzevrijheid. Een leven in ongekende vrijheid.
Een echte wetenschap
In het artikel kunnen we lezen dat wetenschappers controle krijgen over de natuur in zovele vormen. Dat is nieuw en duidt op een nieuw soort wetenschap.
Het is ons inziens een toegang tot de essenties van het leven. Alles kunnen maken en namaken in het lab met als resultaat geen verspilling meer, geen eindeloos vervoer, ongekende efficiëntie, lagere prijzen en behoud van onze aarde.
Brengt dit ons niet een paar stappen verder in het proces van het verlengen van ons leven en uiteindelijk tot ‘onsterfelijkheid’?
P.S. Een leuk stapje vooruit: hoe lang gaat het duren voor een robot na 1 keer observeren alles kan nadoen van wat jij doet? Een AI robot die elke bejaarde persoonlijk kent en er gezellig mee kan praten, en de zorg tot in perfectie kan overnemen.
Lees hier het artikel: Na kweekvlees brouwen wetenschappers nu ook tomaten, koffie, katoen en hout in het lab
bron: volkskrant.nl
Maarten Keulemans
Volkskrant: Na kweekvlees brouwen wetenschappers nu ook tomaten, koffie, katoen en hout in het lab
(Foto) Lucas van der Zee kweekt tomaatjes in een laboratorium van de Wageningen Universiteit.
Koffie, tomaten, hout en katoen: waarom zou je een hele boom of plant kweken als je alleen de oogst wilt? In diverse labs werkt men daarom aan het opkweken van losse vruchten. Er hangt een sfeer van vooruitgang – de duurzaamheidswinst kan groot zijn.
In een piepklein kantoortje, op een winderig industrieterrein in Wageningen, grabbelt Tom Clement in zijn rugzak. Er verschijnt een zakje boterhammen. Een waterflesje. En dan: het object dat de wereld kan veranderen.
Of nou ja, ‘object’. Het wereldwonder dat Clement aan de verslaggever overhandigt, ingelijmd tussen twee microscoopglaasjes, is nogal klein. Millimeters bij millimeters, ‘een achtste van een postzegel’, zoals hijzelf zegt. Toch zie je direct wat het is. Een flintertje hout. Zónder dat er een boom aan te pas is gekomen.
Even tevoren heeft Clement in een zaaltje tegenover het kantoor met zijn knokkels op het eikenhouten blad van een grote, klassieke vergadertafel geklopt. ‘Als je een boomstam wilt waaruit je één zo’n tafelblad kunt zagen, ben je tweehonderd jaar verder’, zegt hij. ‘Bij ons groeit een tafelblad als dit in weken. Wij kunnen veel sneller ditzelfde, hoogwaardige materiaal maken.’
Levend weefsel kweken. Daar draait het om, vertelt Clement, een net-dertiger met goudgerande bril en perfect getrimd baardje boven zijn lichte coltrui. Na zijn studie – eerst informatica, daarna systeembiologie en bio-informatica – had hij een aantal bedrijfjes in software en in elektronica, voordat hij de biologie herontdekte.
‘Fancy wiskunde, en programmeren met cellen in plaats van computers’, zo omschrijft hij het veld waarin hij opereert. Een tak van wetenschap waarin biotechnologen het leven naar hun hand zetten, door de genetische code van levende wezens te herschrijven, met bacteriën en virussen als gereedschap. ‘De biologie is steeds meer veranderd van een beschrijvende wetenschap naar een veld van engineering’, vertelt hij. ‘We beginnen te begrijpen hoe delen van systemen werken, kunnen aan de knoppen draaien en nieuwe dingen maken. Vreselijk interessant.’
Luister ook naar onze podcast
Clement is niet de enige die de opwinding voelt. Een paar straten verderop, in een gebouw van de Wageningen Universiteit, vertelt Lucas van der Zee, ook begin 30, hoe hij als student beïnvloed raakte door de bestseller PostCapitalism van de Britse journalist en activist Paul Mason. Vooral Masons punt dat alle economische meerwaarde vandaag de dag slechts bestaat uit informatie, zette hem aan het denken.
‘Mason gaf als voorbeeld de luchtvaart. Innovatie van nu is niet een nieuwe vliegtuigmotor; het is het digitale model van die vliegtuigmotor. Dat bracht me op het idee: zou je ook een tomaat kunnen maken, puur en alleen op basis van informatie? Kun je een tomaat laten groeien uit niet meer dan een stukje DNA?’
Nu, een slordige vijf jaar later, ligt het antwoord voor hem op tafel. Een soort eierdoosje van doorzichtig laboratoriumplastic, met zes vakjes gevuld met kweekvloeistof. In die vloeistof: zes kleine, nog groene tomaatjes, per stuk niet groter dan een knikker, opgekweekt uit losse cellen. Zónder tomatenplant.
Hij heeft de plantloze tomaten al geproefd, vertelt Van der Zee. ‘Ze zijn nog iets minder sappig dan normaal. Maar ze smaken gewoon naar tomaat.’
(Foto) De kweektomaatjes van Lucas van der Zee zijn niet groter dan een knikker.
‘Planten zijn heel interessant. Ze kunnen niet wegrennen’
Spullen kweken uit losse cellen gebeurt al langer. In medische laboratoria poogt men met veel gedoe stukjes weefsel en zelfs complete, werkende mini-orgaantjes te kweken, voor medische toepassingen. En dan is er de opmars van ‘kweekvlees’, op het punt de consumentenmarkt te bereiken. Gemaakt door dierlijke cellen op kweek te laten uitgroeien tot eetbare hoeveelheden spierweefsel. De universiteiten van Utrecht, Maastricht, Amsterdam en Eindhoven deden er belangrijk pionierswerk in.
Met planten is dat in theorie allemaal veel makkelijker, legt de Wageningse hoogleraar horticultuur Leo Marcelis uit. Dierlijke cellen moet je eerst met allerlei biochemische signaaltjes uitleggen dat het de bedoeling is dat ze uitgroeien tot een stuk vlees. Bij plantaardige weefsels ligt die aanleg dichter onder de oppervlakte. Vandaar dat een stekje opkweken wél lukt, terwijl er uit een vingerkootje niet een heel nieuw mens ontstaat. ‘Je kunt bij zo’n plant het weefsel waarmee je begint eigenlijk overal vandaan halen. Als je een snijvlak hebt en er komt suiker bij, gaat het terugprogrammeren eigenlijk vanzelf.’
Dat ‘terugprogrammeren’ is nodig om cellen te resetten, tot een maagdelijke ‘begincel’ waaruit alle andere weefsels kunnen ontstaan – een stamcel, zeggen kenners. En zo heel ‘vanzelf’ gaat het overigens niet: de Wageningers moeten bepaalde signaalstofjes toevoegen om de ontwikkeling van de plant de juiste kant op te sturen.
‘Planten zijn ontzettend interessant. Ze kunnen niet wegrennen’, zegt Clement. ‘Als ze problemen hebben, moeten ze die ter plekke oplossen. Zodoende repareren ze hun eigen weefsel en kunnen ze van elk soort weefsel stamcellen maken. Daar maken we gebruik van. We zetten het verwondingsproces aan, om stamcellen te krijgen.’
Al in 1951 slaagde een Amerikaanse bioloog erin een losse tomaat te kweken, door een bloemetje van de tomatenplant in een reageerbuis te stoppen met suikerwater en wat mineralen, ontdekte Van der Zee. ‘Een heel simpel experiment’, zegt hij. ‘En dat groeide gewoon uit tot een volledige vrucht.’
Hoogleraar Marcelis moest ‘wel even omschakelen’, zegt hij, toen Van der Zee zo’n vijf jaar geleden opeens bij hem aanklopte met het idee voor zijn afstudeerproject. Van der Zee wilde tomaten kweken uit het niets. ‘Nu weet ik best veel van hoe tomaten groeien’, vertelt Marcelis. ‘Je hebt bladeren nodig voor de fotosynthese, je hebt grond nodig, dan kunnen we ze best goed telen. En toen kwam Lucas. Dat was wel even out of the box, moet ik zeggen.’
(Foto) Lucas van der Zee in het lab waar hij tomaten kweekt.
Beeld Francesco Rucci
Maar Van der Zee, bevlogen over duurzaamheid, meende het. Zoals kweekkassen de landbouw loskoppelden van de seizoenen en het weer, zo moet het kweken van vruchten de landbouw lostrekken van het landgebruik dat erbij komt kijken. ‘Overal waar mensen leven, hebben we ongeveer de helft van het land in gebruik voor landbouw’, zegt hij. ‘En daarvan is een derde bestemd voor gewassen. Moet je bedenken hoeveel stress we zouden afhalen van het milieu en onze ecosystemen, als we een gedeelte van die akkerbouw naar binnen zouden halen. Je zou op die grond weer bossen en natuur kunnen laten groeien.’
Dat drijft ook kweekhoutmaker Clement. ‘Juist oude bomen, die zo belangrijk zijn voor bossen en ecosystemen, kunnen we hiermee volledig ontzien’, hoopt hij. ‘Eigenlijk is het best gek dat we als mensheid nooit een betere manier hebben gevonden om hout te winnen dan vierkante planken zagen uit een ronde boomstam. We gooien wel 90 procent van de biomassa weg, als we zo’n boom omkappen’, legt hij uit. ‘Best schrijnend. Zeker als je bedenkt dat het beste hout wordt gesneden uit bomen die tweehonderd jaar oud zijn.’
De man die reageerbuisplanken wil maken, leidt rond door zijn lab, een witte ruimte die zijn bedrijf New Dawn Bio deelt met nog een handvol andere beginnende biotechbedrijven. Hij pakt een petrischaaltje uit een kweekkast. Kijk, daar op de bodem, wijst hij. We zien een lichtgroen papje dat nog het meest doet denken aan wat uitgesmeerde wasabi. Dat is het nou, legt Clement uit. Het ‘callusweefsel’, zoals biologen zeggen: het prutje stamcellen waaruit hij hout opkweekt, samen met celbioloog Ruben van Spoordonk, de voorlopig enige werknemer van het bedrijf.
Hoogwaardig, kostbaar tropisch hout, daarmee willen de twee beginnen. Welke soort is nog geheim, om de concurrentie niet op ideeën te brengen. ‘We willen fysiek houtweefsel maken, in de vorm van een product’, zegt Clement. Leuk als het kweken op maat kan, ziet hij al voor zich. ‘Dan kun je denken aan planken of vloerdelen. Of we maken een tafelblad, met afgeronde hoeken en de schroefgaten voor de tafelpoten er al in.’
De koffie- en cacaokwekers zijn het verst
Clement en Van der Zee zijn niet de enigen die het idee van kweekproducten uit het petrischaaltje hebben omarmd. De twee maken deel uit van een netwerk van gelijkgestemde bedrijven uit het buitenland, haast allemaal jonge hemelbestormers die plantaardige producten proberen te kweken zonder de plant, en die ervaringen uitwisselen via een whatsappgroep.
Uit Boston komt Literally Cotton van het bedrijf Galy, uit stamcellen gekweekt katoen, dat meteen zo’n 80 procent van het waterverbruik moet uitsparen. In Japan en Zuid-Korea kweken enkele bedrijven kleine ginsengwortels, in de hoop de wereld te voorzien van goedkope ginseng. En in onder meer Italië en Letland kweekt men los weefsel van onder meer rozen, limoenen, pepers en jeneverbessen, om er grondstoffen voor de cosmetische industrie aan te onttrekken.
De koffie- en cacaokwekers zijn het verst. Zo’n tien bedrijven zijn ermee in de weer, aangejaagd door de grillige, oplopende prijzen van cacaobonen en bepaalde koffiesoorten. ‘Ik denk dat dit het eerste product is waarbij het best eens snel kan gaan’, zegt Van der Zee. Daarbij gaat het overigens niet om gekweekte bonen, maar om smaakgevende cellen. ‘Er is al een onderzoeksinstituut dat een reep chocolade heeft gepresenteerd, gebaseerd op gecultiveerde cacao.’
Hindernissen zijn er ook. Zo groeien de tomaten waaraan Van der Zee en Marcelis werken nog niet hard genoeg. De Wageningers – en hun Utrechtse onderzoekspartners, plantbiologen Niels Peeters en Marcel Proveniers – onderzoeken nog welke genetische ontwikkeling de tomaat precies doormaakt, op haar reis van stamcellen naar bloem naar vrucht. ‘We hebben al vruchtjes uit callusweefsel gekweekt. Maar hoe dat precies werkte en waarom ze eruit kwamen, willen we nog beter snappen’, zegt Van der Zee.
Bovendien is het nog een open vraag of het los kweken van vruchten in het lab wel zo milieu- en kostenbesparend is als de voorstanders hopen. ‘Enige gezonde scepsis heb ik ook nu nog’, bekent Marcelis. ‘Wat gaat het kosten? Kan dit duurzaam, met dezelfde kwaliteit? Dat heeft niemand nog goed onderzocht.’
Neem het suikerwater, de voeding. Dat is ‘gewoon suiker en kunstmest met een paar plantenvitaminen erin’, legt Van der Zee uit. ‘Dus niet zoals bij kweekvlees, waarbij je allemaal losse aminozuren en dure groeifactoren nodig hebt.’ Maar de duurzaamheid van suiker is wél een probleem. ‘Je landgebruik gaat niet radicaal omlaag als je eerst suikerbieten moet telen voordat je een kweektomaat kunt maken.’
Dat zal anders moeten, beseffen de onderzoekers. ‘Een alternatief waaraan we denken, is reststromen van de voedselverwerking, waar nog allemaal suikers in zitten’, zegt Van der Zee. ‘Kunnen we onze vruchtjes daarop laten groeien?’
Futuristischer is om de kweeksels te voeden met azijnzuur, dat men kan maken door CO2 en water te laten reageren, onder invloed van duurzaam opgewekte stroom. Letterlijk: voedsel uit de lucht. ‘Dat is nog in onderzoek, maar geeft wel opeens een totaal ander beeld’, vertelt Van der Zee. ‘Dan is zo’n kweektomaat vele malen duurzamer dan een tomaat uit de kas.’
Bij houtkweekbedrijf New Dawn Bio worstelen Clement en Van Spoordonk intussen met andere obstakels. Zoals de stevigheid van het materiaal. Hout dankt zijn eigenschappen immers niet alleen aan de houtcellen, maar ook aan de structuur, van vezelbundels die door een boomstam lopen. ‘Wat wij doen, is bij mijn weten nog niet eerder gedaan’, zegt Clement. ‘Er is nog veel onbekend over de eigenschappen van het materiaal.’
Maar Clement, ondernemer als hij is, ziet vooral ‘kansen’, zegt hij. Zo hebben hij en Van Spoorendonk ‘bepaalde technieken voor ogen’ om de houtnerf ‘op onze manier voor elkaar te krijgen’, vertelt hij. Dat formuleert hij bewust nogal vaag: nooit je ideeën al in de krant zetten als de patentaanvragen nog lopen.
Intussen biedt kweekhout voordelen die gewone bomen juist weer níét hebben, denkt Clement. ‘Je kunt je voorstellen dat je, voordat het weefsel is gevormd, bewerkingen uitvoert die de eigenschappen van het materiaal drastisch veranderen. Wat als je er bijvoorbeeld koolstofvezels tussen legt? Dan heb je misschien hout dat de sterkte van bomen kan overtreffen. Of neem geïmpregneerd hout, voor je tuinhek. Bij het impregneren moet een stof nu nog van buiten naar binnen trekken. Dat soort aanpassingen kunnen we misschien al tijdens het proces doen.’
‘Waarom dan niet ook de aardbei?’
En als het lukt? Wat dan? Lucas van der Zee, idealist als hij is, heeft er veel over nagedacht. Dit moet niet een techniek worden zoals zoveel andere, een gepatenteerde technologie in handen van de grote kweekbedrijven, is nadrukkelijk zijn opvatting.
‘Ik zou me niet willen doodstaren op: hoe kun je dit zo aantrekkelijk mogelijk maken voor investeerders? Centraal staat wat mij betreft dat je een heel lekkere tomaat hebt. Een tomaat die mensen willen eten en die je gaat kopen in de winkel. Wat ik het liefst zou zien, is dat mensen ze ook thuis gaan kweken.’
Daarom is hij niet alleen in gesprek met professionele veredelaars en telers, maar ook met de ‘DIY-biologie’, de beweging van wetenschappelijk onderlegde, experimenteergrage hobbyplanters. Van der Zee ziet het al voor zich: een doe-het-zelfpakket waarmee je de tomaten thuis kunt kweken, uit een zakje speciale stekpoeder en wat losse cellen.
De biotechnologie staat ‘op het punt waarop we in de jaren zeventig en tachtig zaten met computers’, denkt Clement. ‘Stel je voor. Het is 1980, de eerste computers die jij en ik als gewone burgers kunnen kopen zijn beschikbaar, je kunt er de eerste programmaatjes op maken. Mensen hebben wat spelletjes en spreadsheets erop. En je ziet aan de eerste resultaten dat het toch wel verdomd handig is dat je niet meer al die papieren administratie hoeft te doen.’
Het is een sfeer van vooruitgangsoptimisme die aanstekelijk is, ook voor Marcelis. ‘Het gaat hier om: steeds meer beheersing van het teeltsysteem. Als dit met de tomaat kan, een modelgewas, dan kun je aan veel meer vruchten denken. Waarom dan niet de aardbei? De appel, peer, banaan? Zaden zoals koffiebonen of cacaobonen?’ Vooral voor bederfelijke, kwetsbare vruchten die soms van ver komen, kan dat uitmaken, vermoeden hij en Van der Zee: denk aan frambozen of bosbessen.
En de eerste presentatie? ‘Als ik mijn eerste gekweekte tomaten aan de buitenwereld presenteer, is dat niet in een labjas aan de universiteit’, zegt Van der Zee. ‘Ik doe het liever in een restaurant. Ik hecht er zeer aan om zoiets te doen samen met chefs, met burgers die dit interessant vinden, met hobbyïsten, met DIY-biologen die orchideeën kweken. Gewoon met mensen die tomaat willen eten. Uiteindelijk is eten iets wat van ons allemaal is.’