Commentaar Vrouwenpartij: een indrukwekkende en zeer uitgebreide reportage van de Volkskrant: het verhaal van een zorgmedewerkster geconfronteerd met het grensoverschrijdend gedrag van een oncoloog. Het bijzondere aan dit geval van grensoverschrijdend gedrag is dat de oncoloog in hoger beroep uit zijn ambt is gezet. Iets wat ongekend was.
De zorgmedewerkster was de eerste die in de medische wereld openlijk op stond tegen grensoverschrijdend gedrag van een medisch specialist. Een zeer moedige heldin, die met dit succes andere vrouwen in de medische wereld een MeToo stem kan geven.
De WijSamen app is de oplossing
De grote vraag in de reportage komt van een jurist: Hoe komt de zwijgende meerderheid in beweging?
Het eenvoudige antwoord van de Vrouwenpartij is het instellen en gebruiken van de WijSamen app met behulp van het gratis programma Slack.
De basis van de app is, in het geval van een ziekenhuis, dat alleen vrouwen onder elkaar van elk geval van grensoverschrijdend gedrag kunnen afweten. Rapporteren aan elkaar gaat via de app waardoor kleine en grote cases kunnen worden opgebouwd voor ze aan het bestuur van de organisatie voorgelegd worden.
Een bijzonder groot voordeel is dat vrouwen er achter komen en weten dat ze niet alleen zijn en dat ze elkaar op allerlei manieren kunnen beschermen.
Voor de volledigheid publiceren we de werkwijze van de app WijSamen hieronder nogmaals.
De werkwijze van de WijSamen app lees je hier
Vertrouwenspersonen en meldpunten zijn onnodig met WijSamen
Vraag Vrouwenpartij: waarom wordt het idee van het WijSamen idee niet wijd verspreid en toegepast? Mariëtte Hamer en Sigrid Kaag of hun medewerkers weten ervan.
De app Slack is gratis, wijdverbreid toegepast in bedrijven en organisaties, eenvoudig in gebruik en per direct op te zetten en in te stellen door vrouwen in elke groep en soort organisatie. Bij de WijSamen app zijn vertrouwenspersonen en meldpunten niet nodig, want de vrouwen zelf, als een groep, hebben het heft in handen. Waarom moeilijk doen en grote hoeveelheden geld, tijd en energie steken in zaken die nooit zo effectief kunnen worden als de WijSamen app?
Bron: Volkskrant.nl
Fleur Damen en Maud Effting
1 april 2023
REPORTAGE
In het ziekenhuis kun je beter zwijgen over grensoverschrijdend gedrag.
Nina besloot toch te praten
Een oncoloog van het Amphia Ziekenhuis is eind vorig jaar uit zijn vak gezet, na jaren van verontrustende signalen. Zorgmedewerker Nina kwam openlijk tegen hem in opstand – voor het eerst in een dergelijke zaak. Hoe kon het zo misgaan? En waarom is er niet eerder ingegrepen?
In het Amphia Ziekenhuis in Breda pakt Nina (35), verpleegkundig specialist in opleiding, haar telefoon. Een paar dagen geleden heeft ze daarop tot in detail opgeschreven wat haar overkwam met oncoloog B (55). Alles staat erin. De omhelzingen, de opdringerige appjes, de seksuele handelingen.
Het is 11 september 2020 en zojuist heeft medisch specialist Marjolein van der Klift gevraagd wat er is gebeurd. Nina twijfelt. Van der Klift is een arts die ze vertrouwt, maar ook een directe collega van B. Toch geeft ze haar telefoon.
Zwijgend leest Van der Klift haar verhaal. Als ze opkijkt, staan er tranen in haar ogen. ‘Sorry’, zegt ze. ‘Wat erg dat we dit niet hebben gezien.’
Dan herpakt de arts zich. ‘We móéten hier melding van maken’, zegt ze.
‘Nee’, zegt Nina. ‘Dat wil ik echt niet.’
Maar Van der Klift zet door. ‘Je bent niet de enige die last heeft gehad van hem’, zegt de arts. ‘Nu is er bewijs. Geef me alsjeblíéft toestemming om het bestuur te bellen.’
Huilend kijkt Nina naar de grond. Ze schaamt zich ervoor dat haar dit is overkomen. Maar boven alles is ze doodsbang. Toch laat ze Van der Klift bellen; ze weet niet hoe ze hier anders nog uit komt.
Pas als ze die middag thuiskomt, ziet ze het appje van oncoloog B. ‘Ga je mij kapot maken?’
Uitzonderlijke zaak
Sinds vijf jaar geleden de #MeToo-beweging ontstond, wordt seksueel wangedrag in toenemende mate publiekelijk aangekaart. Toch bleef het uit één sector al die tijd opvallend stil: de medische wereld.
Maar daar komt langzaam verandering in.
Eind 2022 zette het medisch tuchtcollege, de hoogste rechter in de gezondheidszorg, oncoloog B. in hoger beroep uit zijn vak – de zwaarste straf. Het is de eerste zaak in Nederland waarin een zorgmedewerker openlijk opstond tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag van een medisch specialist. B.’s gedrag was volgens de tuchtrechter ‘zo ernstig en ontoelaatbaar’ dat het doorhalen van zijn registratie als arts de enige passende maatregel was. Het tuchtcollege had er geen vertrouwen in dat hij zou veranderen en constateerde een gevaar voor herhaling.
De zaak is uitzonderlijk, ook omdat het slachtoffer in haar klacht werd gesteund door de raad van bestuur van het Amphia Ziekenhuis én door het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB), het orgaan waarin alle medisch specialisten van het ziekenhuis zijn verenigd.
Seksuele intimidatie komt veelvuldig voor in de medische wereld. Ruim eenzesde van de co-assistenten heeft te maken met grensoverschrijdend gedrag, vaak van medisch specialisten, blijkt uit een enquête van belangenbehartiger De Geneeskundestudent onder 2.800 geneeskundestudenten. Verbale agressie komt het vaakst voor, seksuele intimidatie staat op plek twee. Al gebeurt dit doorgaans in stilte: bijna 80 procent van de incidenten wordt nooit gemeld.
In ziekenhuizen heerst een zwijgcultuur. Wie zijn mond opendoet, wordt gezien als een verrader, een ‘matennaaier’.
Dat komt mede voort uit de hechte groepscultuur onder specialisten. Ze werken vaak onder hoge druk samen, waardoor de buitenwereld ver weg lijkt. Hun positie in ziekenhuizen is bijna onaantastbaar: zíj beslissen welke artsen in opleiding komen tot specialist, het aantal plekken is schaars. Het weerhoudt personeel ervan melding te maken van misstanden. ‘Geneeskundestudenten denken echt dat het melden van wangedrag hun hele loopbaan beïnvloedt’, zegt Pim den Boon van De Geneeskundestudent. ‘Slachtoffers zeggen geregeld: ik wil geen verklaring afleggen, dat ‘kost’ me te veel’, bevestigt advocaat Mieke de Die, die Nina bijstond. ‘Ik ken vele voorbeelden waarbij het slachtoffer wel wordt geloofd, maar daarna alsnog zelf in stilte uit het ziekenhuis verdwijnt.’
Het viel Nina zwaar om in de rechtszaal tegenover de oncoloog te staan. ‘Maar ik wil dat we hiervan leren’, zegt ze. Ze wil alleen met een gefingeerde voornaam in de krant, om te voorkomen dat patiënten zich in de toekomst moeten verhouden tot de zaak. Haar verhaal wordt op belangrijke punten ondersteund door uitspraken van het tuchtcollege, het scheidsgerecht, het gerechtshof en gesprekken met de raad van bestuur en directe collega’s van B.
Nog altijd proberen zij de zaak te ontwarren. Hoe kon het zo misgaan, terwijl er zo lang zo veel signalen waren van B.’s wangedrag? Jurist Frank de Haan van het ziekenhuis gaf onlangs antwoord in een vakblad. Deze casus laat zien dat nóg meer regels, meldpunten en vertrouwenspersonen geen oplossing vormen, schreef hij. ‘Zoals zo vaak bij voortdurende misstanden, is het de groepscultuur die het mogelijk maakt dat er niets verandert.’
De belangrijkste vraag, volgens de jurist: ‘Hoe komt de zwijgende meerderheid in beweging?’
De casus in het Amphia maakt duidelijk hoe ingewikkeld dat is. Omstanders bleken essentieel om de zaak in beweging te brengen. Tegelijkertijd worstelden zij met onvolledige informatie, twijfel en de angst om iemand onterecht te beschuldigen.
Meeloopdag
Ze is pas vijf minuten binnen als hij haar vraagt of ze een vriend heeft.
Het is mei 2019 en Nina is voor een meeloopdag in het ziekenhuis. Dit is haar kans om in opleiding te komen tot verpleegkundig specialist – het aantal plekken is schaars. B. (54) is een ervaren oncoloog. Hij heeft veel wetenschappelijke publicaties op zijn naam, voor de vakgroep haalt hij grote geldbedragen binnen voor onderzoek.
‘Hij vroeg: hoe kan een mooie vrouw als jij nou geen relatie hebben?’, zegt Nina.
Ze denkt er niks bij. Maar dan informeert de oncoloog naar haar moeder.
‘Ze is hier behandeld, hè? Wat is haar naam?’, vraagt hij haar. Verbaasd kijkt ze op. Een paar jaar geleden is haar moeder overleden aan kanker. Ze vraagt zich af wat hij hiermee moet. Toch geeft ze hem haar naam en geboortedatum. Ze wil niet dat dit haar sollicitatie verpest.
Van een afstandje ziet ze hoe hij – zonder medische reden – het dossier van haar moeder aanklikt, iets wat volgens de privacywetgeving streng verboden is. Verbouwereerd vraagt ze zich af wat hij nu leest. ‘Bij het afscheid zei hij: als je nog leuke mannen zoekt, dan moet je maar eens meegaan naar de hockeyclub.’ Later zal hij nogmaals in het dossier kijken, ditmaal zonder haar. Beide keren worden geregistreerd in het systeem.
Later wordt ze aangenomen. Oncoloog B. zal haar opleiden.
‘Een publiek geheim’
Wat Nina niet weet, is dat B. een reputatie heeft. Al in 2015 en 2017 spreekt de hoofdopleider van de arts-assistenten hem aan op onprofessioneel gedrag. Twee jaar later volgt een vertrouwelijke enquête onder twaalf arts-assistenten. Zij vertellen dat oncoloog B. zich bij de begeleiding ‘erg kortaf, bot, intimiderend en autoritair’ opstelt. Meerdere vrouwen melden dat hij te dichtbij komt.
Het vakgroepbestuur vraagt B. een persoonlijk ontwikkelingsplan te schrijven. Hij belooft beterschap, maar rept in het plan met geen woord over zijn gedrag tegenover vrouwen.
Een klein half jaar later is er dan ook weinig veranderd. De hoofdopleider maakt officieel melding van mogelijk disfunctioneren van B. en van een ‘onveilig leer- en leefklimaat’.
Na de melding volgt een tweede onderzoek in opdracht van het MSB, de verenigde specialisten. Binnen een paar weken ondervraagt een oud-internist van het Amphia 24 (oud-)arts-assistenten die anoniem willen blijven. De conclusie: de oncoloog is weliswaar kundig, maar ‘ongeschikt’ om mensen op te leiden. ‘Zowel verbaal als fysiek hebben arts-assistenten zich (al dan niet seksueel) geïntimideerd gevoeld’, aldus het rapport. B. maakt ‘ongepaste, denigrerende, of vrouwonvriendelijke opmerkingen’ naar arts-assistenten en respecteert hun persoonlijke ruimte niet. Volgens de arts-assistenten is zijn gedrag ‘een publiek geheim’. Ze waarschuwen elkaar voor hem, ruilen diensten of vertrekken.
Bij collega-specialisten komt de melding over B. hard aan. Toch weten ze niet goed wat ze ermee aan moeten. In de enquête krijgen ze geen inzage, stellen ze, en van het tweede rapport krijgen ze slechts de conclusie te lezen. Alleen de hoofdopleider van de arts-assistenten kent de details, maar hij laat niets los, om de anonimiteit van de arts-assistenten te beschermen. ‘Hij zei alleen maar: B. doet echt gekke dingen – als jullie zouden weten wat er speelt, zouden jullie me steunen’, zegt medisch specialist Marjolein van der Klift.
B.’s collega’s belanden in de patstelling die kenmerkend is voor onderzoeken naar wangedrag op de werkvloer. Voor melders is het belangrijk dat ze hun verhaal in vertrouwen kwijt kunnen, maar diezelfde vertrouwelijkheid belemmert het zicht op wat er precies speelt. Daardoor voelt de vakgroep onvoldoende houvast om B.’s positie ter discussie te stellen.
Nina schaamt zich, vraagt zich af of ze de oncoloog misschien verkeerde signalen heeft gegeven
Bovendien verweert B. zich onophoudelijk. Als supervisor mag hij dan tekortschieten, van seksueel wangedrag is geen sprake, stelt hij. Hij is gewoon een amicale man. De opmerkingen, de grapjes, het dichtbij komen – daar zit volgens hem niks achter. ‘Hij beschouwde zichzelf als een slachtoffer’, zegt oncoloog Hans Westgeest, die intensief met hem samenwerkte. ‘Hij zei: als je rond gaat vragen over andere specialisten, krijg je óók zo’n verhaal.’
Zijn harde ontkenningen maken zijn collega’s behoedzaam. Reageren ze hier goed op? ‘Als er géén smoking gun is en als je directe collega álle verhalen over vrouwen ontkent – is zo’n rapport dan voldoende om hem weg te sturen?’, zegt Westgeest. ‘Ik vond van niet. Hij kreeg immers een verbetertraject. We zagen nergens iets dat ver over de grens was. Bovendien vind ik dat iemand een tweede kans moet krijgen.’ Ook zijn de verhoudingen tussen de oncologen al langer gespannen. Het maakt hen huiverig om te snel conclusies te trekken; ze willen niet in een loyaliteitsconflict terechtkomen.
Tijdens het wekelijkse oncologenoverleg roepen ze hem toch tot de orde. Westgeest: ‘We zeiden: vanaf nu geldt hier zero tolerance. Jij moet de saaiste oncoloog van Nederland worden.’
Ook het MSB-bestuur probeert B. te corrigeren. Ze geven hem een officiële waarschuwing wegens disfunctioneren: hij wordt twee jaar lang onder toezicht geplaatst, krijgt een coach en mag vier maanden geen arts-assistenten begeleiden.
Er is één persoon die iedereen daarbij over het hoofd ziet: verpleegkundig specialist in opleiding Nina.
Ze zal over een paar weken beginnen.
Overdonderd
In januari 2020 gaat ze onder hem werken. Het begint met opmerkingen. Hoe goed ze eruitziet, hoe blij hij met haar is. Dat ze met kop en schouders boven iedereen uitsteekt.
‘Op een gegeven moment liep hij op me af’, vertelt Nina, ‘en deed hij een plukje haar achter mijn oor. Hij zei: wat is dat voor een oorbel, een hartje? De keer erop kwam hij achter me staan terwijl ik met patiënten aan het bellen was. Ineens begon hij mijn schouders te masseren.’ Het overdondert haar.
Daarna begint het herhaaldelijk bellen, ook tijdens spreekuren. ‘Terwijl ik tegenover oncologiepatiënten zat, zei hij dingen als: had ik je vandaag al gezegd hoe woest aantrekkelijk je eruitziet? Dan hing hij op. En daarna belde hij wéér. Dan zei hij: ik wilde alleen even je stem horen.’ Het haalt haar uit haar concentratie, ze weet niet wat ze ermee moet.
Soms zoekt hij toenadering tijdens gesprekken met ernstig zieke oncologiepatiënten. ‘Dan pakte hij mijn hand vast onder de tafel. Of hij duwde zijn knie tegen mijn knie.’ Als ze alleen zijn, gaat hij verder. ‘Op een dag vroeg ik: als jij straks je spreekuur en je plannen hebt afgewerkt, wil je me dan bellen voor overleg?’, vertelt Nina. ‘Hij grijnsde en zei: als ik ál mijn plannen met jou heb afgerond, dan kun je drie dagen niet meer zitten.’ ‘Dit kan écht niet’, zegt ze tegen hem. Ze vraagt zich af of hij een grap maakt.
Een andere verpleegkundig specialist waarschuwt haar. ‘Ik weet er het fijne niet van’, zegt de vrouw. ‘Maar je moet één ding weten: in het verleden is er gedoe geweest met de arts-assistenten. Pas op met hem.’
De positie van specialisten in ziekenhuizen is bijna onaantastbaar: zíj beslissen welke artsen in opleiding komen, en de plekken zijn schaars
In polikamer 16 probeert hij haar voor het eerst te zoenen, zegt ze. Ze werkt dan al een paar maanden in het Amphia. ‘Buiten het zicht van anderen zei hij: zo, nu ga ik je eindelijk eens een knuffel geven, kom eens hier. Het stomme is dat ik deed wat hij zei. Terwijl ik dacht: ik wil dit niet. Hij wilde me een kus op mijn mond geven, maar ik draaide mijn hoofd weg. Toen gaf hij een kus in mijn nek en rook aan me. ‘Wat voor parfum draag je, vroeg hij.’
Steeds vaker wil hij ‘knuffelen’, zegt ze. ‘Zodra hij op me afkwam, bevroor ik. Vaak ging hij op de onderzoeksbank zitten. Dan trok hij me naar zich toe en begon hij over mijn rug te wrijven en zei hij hoe lekker ik voelde.’
De onderzoeksgordijnen worden voor haar het symbool van het wangedrag. ‘Als ik die dicht hoorde gaan, dacht ik meteen: wát ga je doen?’
Zelf zal B. later verklaren dat Nina het ziekenhuis binnenkomt ‘op een dieptepunt’ in zijn carrière. ‘Ik voelde me waardeloos’, stelde hij. ‘Ik liep met mijn ziel onder mijn arm en beschouwde haar als een soort maatje op de werkvloer. Zij vormde voor mij een emotioneel anker.’
‘Het ligt dus aan míj’
Voor Nina is B. precies het omgekeerde van een anker. Hij speelt in op haar streven om goed voor patiënten te zorgen, zegt ze. Als ze zijn toenadering op een dag afwijst, weigert hij haar te helpen met een patiënt. ‘Hij zei: als jij je zo kil en afstandelijk gedraagt, geef ik jou geen antwoord.’ De hele dag drukt hij haar oproepen weg. ‘Terwijl een ernstig zieke patiënt thuis wachtte op antwoord over medicatie’, zegt Nina. ‘Ik werd er zo gek van dat ik naar hem toe ben gegaan. Ik dacht: oké, hier heb je je knuffel. Het was dát, of genegeerd worden.’
Ze schaamt zich, vraagt zich af of ze hem misschien verkeerde signalen heeft gegeven.
Hij laat haar handelingen doen waartoe ze niet bevoegd is. ‘Als ik zei dat ik zelf geen uitslagen van scans mocht geven, zei hij: doe niet zo moeilijk, dat kun je best. Daarna stond zijn telefoon de rest van de middag uit.’ Zo moet ze op een dag een man vertellen dat hij is uitbehandeld, terwijl de oncoloog is verdwenen.
Het tuchtcollege oordeelt later dat B. de kwaliteit van de patiëntenzorg ‘ontegenzeggelijk’ in gevaar heeft gebracht.
Op aanraden van een vriend stapt Nina in juni 2020 naar de vertrouwenspersoon. Die reageert begripvol en adviseert haar een logboek bij te houden. ‘Maar ze zei ook dat ik mijn grenzen nog beter moest aangeven: ík moest duidelijk maken dat ik dit niet wilde. Toen ik wegging, dacht ik: het ligt dus aan míj.’
Na het gesprek met de vertrouwenspersoon probeert ze het. ‘Ik zei: ik wil dit niet, je moet hier echt mee stoppen. Hij werd woedend. Hij zei: je kunt niet ontkennen dat er aantrekkingskracht is tussen ons, wij gaan ongetwijfeld seks met elkaar hebben – dat kán niet anders.’ In dezelfde tijd belt ze ook het Centrum Seksueel Geweld. ‘De psycholoog zei: zorg voor je veiligheid, er zijn genoeg banen in de zorg, ga daar weg. Ik dacht: waarom moet ík hier weg? En als ik hier vertrek, dan gaat hij straks gewoon door met iemand anders.’
Ze slaapt er nachtenlang niet van. ‘Ik dacht: als ik praat, verlies ik mijn baan. Dan ben ik alles kwijt wat ik wilde.’
Rare berichten
Maandenlang heeft niemand in de gaten wat oncoloog B. doet, ook al staat hij onder verscherpt toezicht. Sterker nog: in de zomer van 2020 sluiten B. en zijn collega-specialisten het coachingstraject af in de tuin van een collega. Hij heeft het met goed gevolgd afgelegd. Althans, dat geloven zijn collega’s.
Van der Klift: ‘We hadden echt het gevoel dat hij goed aanspreekbaar was. We legden op alle slakken zout en dat leek te werken.’ ‘Hij leek zich anders te gedragen’, zegt Westgeest, ‘hij was poeslief.’ Zijn collega’s zijn opgelucht. B.’s vermeende metamorfose betekent namelijk ook dat hij weer arts-assistenten mag begeleiden. Westgeest: ‘Ik had maandenlang extra diensten gedraaid, dus ik dacht: godzijdank.’
Maar terwijl de oncologen denken dat hij van zijn fouten heeft geleerd, gaat B. verder.
Tegenover Nina doet B. het eerdere onderzoek naar zijn wangedrag af als ‘onzin waarvoor geen enkel bewijs is’. ‘Hij zei: de vakgroep staat achter me en ze zullen altijd achter me blijven staan.’ Het leidt ertoe dat ze zich geen illusies maakt. ‘Ik dacht: als al die medisch specialisten hem steunen, dan heeft het geen zin om te gaan praten.’
Eind juni stuurt hij haar om twee uur ’s nachts een whatsapp. ‘Hier is een nummer voor jou…’, staat er, met een link naar een liedje over een wilde nacht: Atemlos durch die Nacht (‘ademloos door de nacht’).
Tijdens het werk begint ze erover. ‘Ik zei: ik vind dit een heel raar bericht midden in de nacht. Hij zei dat hij dronken was, dat ik het bericht aan niemand moest laten lezen en het moest wissen.’
Maar niet lang daarna komen de volgende appjes. Eerst is er de foto van een schaars geklede vrouw met de vraag: ‘Zou dat pakje jou staan?’ Ook onder werktijd stuurt hij berichtjes. ‘Zal ik me vast uitkleden?’ En een paar dagen later: ‘Ik mis je!’ Ze maakt er screenshots van.
In dezelfde periode wordt B. handtastelijker, vertelt ze. De omhelzingen vinden steeds vaker plaats en hij voelt volgens haar meerdere malen met zijn handen onder haar kleding. Hij zit aan haar buik en haar rug, kust haar, masseert haar en slaat op haar billen, stelt ze. Ook kust hij haar op haar borst, zegt ze. Het beangstigt haar. ‘Ik wist nooit hoe ver hij de volgende keer zou gaan.’
Het keerpunt
Het keerpunt komt op een dag eind augustus 2020.
Een medewerker ziet twee paar voeten onder een onderzoeksgordijn in kamer 27 uitsteken. ‘Ik weet niet wat jullie daar aan het doen waren’, zegt ze later tegen Nina. ‘Maar dit was niet zo’n handige plek.’
‘Dit is niet wat je denkt’, zegt Nina tegen haar. ‘Dit is geen affaire. Ik wil dit helemaal niet.’ Uit angst voor de gevolgen vraagt ze haar collega te zwijgen.
Een uur later komt B. binnen in de spreekkamer ernaast, waar Nina dan zit. ‘Hij zei: zit masseren ook in jouw competentieprofiel?’, zegt Nina. Hij gaat op de onderzoeksbank liggen, terwijl zij achter haar computer blijft zitten. Precies op dat moment loopt de bedrijfsmanager langs. Door een smal raam ziet hij B. liggen. Hij vertraagt zijn pas en kijkt nog eens. Hij snapt niet goed wat hij ziet – maar loopt door.
Ruim een week later heeft ze een gesprek met de bedrijfsmanager over arbeidsvoorwaarden. Opeens is ze in tranen. De bedrijfsmanager begint vragen te stellen en laat niet meer los.
‘Ik heb het gevoel dat er meer aan de hand is’, zegt hij.
Ze is bang, durft geen details te geven. Na aandringen van de manager zegt ze iets waarvan ze hoopt dat het genoeg zal zijn. ‘Wil je alsjeblieft één ding onthouden?’, vraagt ze. ‘Als ik hier mijn grenzen aangeef en mijn baan komt op de tocht te staan, dan moet je weten dat het onderzoek naar het grensoverschrijdende gedrag van B. geen lariekoek was.’
De manager kijkt haar aan. ‘Heeft B. ook aan jou gezeten?’, vraagt hij.
Ze knikt alleen maar. ‘Dat dacht ik al’, zegt de manager.
De volgende dag zegt hij dat hij dit niet kan laten rusten. Hij vraagt haar of er een arts is die ze vertrouwt. Kort daarop belt hij Van der Klift. Zij zal in Nina’s aantekeningen lezen dat de collega-specialist die ze zo lang het voordeel van de twijfel heeft gegund, verder ging dan ze ooit heeft durven denken.
‘Een ongewenste dynamiek’
Bij de tuchtrechter erkent B. dat hij haar meermaals knuffelde, haar masseerde en haar buik heeft aangeraakt, hoewel dat volgens hem boven haar kleding gebeurde. Ook geeft hij toe dat hij haar één keer bij zich heeft getrokken op de onderzoekstafel en de gordijnen dicht deed om niet gezien te worden.
Hij erkent dat hij grensoverschrijdend heeft gehandeld, al was dat volgens hem niet seksueel bedoeld. In de werkrelatie is volgens hem ‘een ongewenste dynamiek’ geslopen, die zich ‘voornamelijk in de privésfeer heeft afgespeeld’.
De tuchtrechter heeft er weinig begrip voor. ‘Het omhelzen van een collega (in opleiding) tijdens werktijd en op de werkvloer wordt geen privégedrag door een onderzoeksgordijn te sluiten’, schrijft de rechter, die hem een ‘meer dan gewaarschuwd’ man noemt. B. vecht de uitspraak aan, maar ook in hoger beroep oordeelt de tuchtrechter snoeihard. Hij mag zijn beroep niet meer uitoefenen.
Drie jaar na de melding zoeken B.’s collega’s Hans Westgeest en Marjolein van der Klift nog altijd naar woorden als ze, namens alle oncologen van het Amphia, de Volkskrant vertellen over de zaak. ‘B. was mijn maat, daar bespreek je alles mee’, zegt Westgeest zichtbaar aangeslagen. Jarenlang behandelden de twee al hun patiënten samen, ze zagen elkaar ook in hun vrije tijd.
Dat B. geen arts meer is, komt niet door onderzoeken of vertrouwens-personen. Het komt doordat omstanders in beweging zijn gekomen
Lange tijd kregen ze alleen ‘halfzachte’ signalen, zeggen ze. Foute grappen, vage geruchten, dingen waar ze nooit helemaal hun vinger op konden leggen. ‘Het was altijd nét op de grens’, zegt Van der Klift. ‘Het ging over korte rokjes, flauwe grappen over cupmaten. Ik registreerde het, maar deed er niks mee.’ Meermaals confronteert Westgeest B. met geruchten. ‘Dan zei ik: ik hoor dat jij een relatie zou hebben met die en die, is dat waar? Dat ontkende hij dan.’
Ook na verschijning van de onderzoeksconclusies had hij overal een verhaal bij, zegt Van der Klift. ‘Een hand op een hand? Ja, hij wilde gewoon de muis vastpakken. Te dichtbij? Nee, hij was gewoon aan het superviseren.’ Bovendien zijn ze amicaal gedrag van hem gewend. ‘Hij kon aankomen, je omhelzen en zeggen: o, wat zie je er mooi uit vandaag’, vertelt Van der Klift.
Ze voelen zich gemanipuleerd door B.’s ontkenningen. ‘Op een gegeven moment liet hij ons wel het tweede rapport lezen, waarvan we voorheen alleen de conclusie zagen. Achteraf bleek dat daarin in elk geval één losse pagina met uitspraken van arts-assistenten ontbrak’, zegt Van der Klift.
Zijn collega’s uit de vakgroep worstelen lang met een schuldgevoel. ‘Doordat ik hem een tweede kans gaf, is dit gebeurd met onze collega’, zegt Westgeest. ‘Zij heeft daarvoor de prijs betaald. Daar kon ik echt niet van slapen.’ Van der Klift vraagt zich nog altijd af of ze het eerder hadden kunnen zien, als ze beter hadden opgelet.
Dat B. nu geen arts meer is, komt niet door onderzoeken, waarschuwingen, of vertrouwenspersonen. Het komt doordat een aantal cruciale mensen in beweging is gekomen: de manager die Nina overtuigt om te praten, specialist Van der Klift die de melding doorzet, plaatsvervangend bestuursvoorzitter Christianne Lennards en het MSB-bestuur die B. onmiddellijk de toegang tot het ziekenhuis ontzeggen en hem op non-actief zetten.
En het komt door Nina. Even twijfelt ze over de schikking die B. aanbiedt, maar uiteindelijk kiest ze de openbare, juridische weg. Schikken betekent dat ze nooit meer over de zaak kan praten, terwijl ze juist wil dat haar ervaringen anderen helpen. ‘Ik wist: als ik nu niets doe, dan zullen we nooit weten hoe hierover zal worden geoordeeld. En dan doet de volgende ook niets. Ik wil dat mijn verdriet niet voor niets is geweest.’
De uitspraak in de zaak van B. maakt veel los in de medische wereld. Drie vrouwelijke geneeskundestudenten klaagden onlangs een internist van het Maasstad Ziekenhuis aan bij het tuchtcollege. De man, die ook strafrechtelijk wordt vervolgd, betastte hen tijdens echo-onderwijs in de schaamstreek en maakte heimelijk opnamen. In de klacht verwezen de co-assistenten naar Nina’s zaak. Het tuchtcollege zette de internist uit zijn vak.