Commentaar Vrouwenpartij: een wijze les in samenwerking! Samenwerking is hét toverwoord voor onze toekomst. Samen kunnen we alles aan, want er bestaat niet iets meer of hogers dan samen. Samenwerking, harmonie en eenheid behoren niet voor niets tot de basiswaarden van de Vrouwenpartij.
Het gevaar van een gebroken samenleving
Een samenleving die zich slachtoffer voelt kan zich er nooit bovenuit werken. Klagen, wijzen, schuldgeven, schelden, roddel en achterklap zijn symptomen van een samenleving die tegen haar eind aan loopt. Met leugens en nepnieuws valt er als land weinig te winnen. Alleen dictators en volksmenners spinnen er garen bij.
De Verenigde Staten is nu een gebroken samenleving waar leugens de hoofdrol spelen en onvoorstelbaar veel burgers er door gebrainwashed lijken.
Eerder hadden we met de Brexit een samenleving die zichzelf brak door de samenwerking met de EU te verbreken.
Onze toekomst?
Gaan we ons bestaan (kortstondig) in handen leggen van twee protest partijen zonder ervaring met samenwerking, een elitaire partij en een hervormingspartij, die zo slecht met elkaar overweg kunnen dat het kabinet gevormd moet worden met mensen van buiten? Zodat de partijleiders vanuit de Tweede Kamer toch ruzie met elkaar kunnen maken?
Of gaan we wakker worden en alsnog kiezen voor een basis met samenwerkende partijen, zoals GroenLinks met de PvdA? Met D66, PvdD, Volt en misschien CU en Denk is het niet zo moeilijk om een samenwerkende coalitie samen te stellen. Een beetje goede wil naar elkaar, een ferme dosis visie en we kunnen de grote problemen en de problemen die op ons afkomen, grondig aanpakken.
Zo niet, dan moeten we, net zoals de Britten nu, leren door omstandigheden wijs te worden en de boeg later alsnog keren naar een koers van samenwerking. Het oude spreekwoord is dan van pas: wie niet leren wil moet maar voelen. Het alarm dat geslagen is over de ernstige gevolgen voor Nederland door de klimaatcrisis laat geen dralen toe. Maar zoals we eerder schreven kan het goed zijn dat we pas gaan reageren als het ons persoonlijk raakt in onze portemonnee.
Bron: decorrespondent.nl
Simon van Teutem
15 mei 2024
Rijk worden? Word EU-lid! Na twintig jaar verdient een Sloveens gezin nu meer dan een Brits gezin
Crypto, dropshippen en side hustlen, leuk. Maar weet je wat pas echt geld oplevert? Een EU-lidmaatschap. In de tien landen die in 2004 bij de Europese Unie kwamen, blijft de economie maar groeien. Deze week in Grotere Plaatjes: zo zie je de EU-bonus terug in de cijfers.
Twintig jaar geleden begon de Europese Unie een krankzinnig avontuur. Op 1 mei 2004 breidde het aantal lidstaten uit van 15 naar 25. De nieuwkomers: Polen, Hongarije, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Cyprus en Malta.
Een sprong in het diepe, zo’n samenwerkingsverband dat doordrenkt is van machtspolitiek en culturele verschillen. Niemand wist precies wat het effect van de uitbreiding zou zijn – op de nieuwkomers, op de oude garde én op de Europese Unie als (nu nog groter) geheel.
Twintig jaar later kunnen we voorzichtig de balans opmaken. Uit de economische cijfers blijkt dat de toetreding voor de nieuwkomers niets minder dan een succesverhaal is, dat we amper teruglezen op voorpagina’s. De lidstaten maakten een spectaculaire groei door als het gaat om inkomen, handel en buitenlandse investeringen. Door die EU-bonus ziet het leven van inwoners van nieuwe lidstaten er nu heel anders uit dan in 2004.
Een koopkracht-explosie
Laten we beginnen met een blik op het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking – een mooie indicator van economische vooruitgang. Bijna alle nieuwkomers hebben dat de afgelopen twintig jaar zien verdubbelen; in Letland en Litouwen is het zelfs verdrievoudigd! In Nederland steeg dat veel minder snel, met slechts 41 procent.
Door die forse inkomensstijging van de nieuwkomers werd het verschil met de bestaande EU-landen – waaronder Duitsland, Frankrijk en Nederland – een stuk kleiner. In 2004 was het gemiddelde bbp van de meeste nieuwkomers nog niet eens de helft van het gemiddelde bbp van de toenmalige EU-lidstaten. Het is zelfs zo dat een doorsnee Sloveens huishouden dit jaar naar verwachting meer zal verdienen dan een Brits huishouden. Als de huidige trends doorzetten, zal dat in 2030 ook gelden voor Poolse huishoudens. Had je zoiets twintig jaar geleden voorspeld, was je voor gek verklaard.
Nu houdt het gemiddelde bbp geen rekening met wat je in verschillende landen kunt met datzelfde bedrag, dus laten we rekening houden met de verschillen in koopkracht. Neem Polen, een mooi voorbeeld van de spectaculaire bbp-groei sinds toetreding tot de EU. Daar was de koopkracht van de gemiddelde burger in 2004 ongeveer 15.000. De internationale dollar is een hypothetische geldeenheid die corrigeert voor inflatie en verschillen in levenskosten tussen landen. Zo kunnen we de landen ondanks verschillende munteenheden goed met elkaar vergelijken. De internationale dollar is een hypothetische geldeenheid die corrigeert voor inflatie en verschillen in levenskosten tussen landen. Zo kunnen we de landen ondanks verschillende munteenheden goed met elkaar vergelijken. Hiermee kon zij zich net zo rijk (of arm) rekenen als de gemiddelde Chileen of Argentijn, en twee à drie keer zo weinig spullen kopen als Nederlanders of Britten.
Twintig jaar later is die koopkracht in Polen gemiddeld meer dan 32.400 internationale dollars waard – een stijging van 118 procent! Ter vergelijking: Nederlanders zagen hun koopkracht met 25 procent groeien, en de Britten met slechts 10 procent. En Polen is geen uitschieter onder de nieuwkomers – Hongarije, Slowakije, Letland en Litouwen kenden een vergelijkbare koopkracht-explosie.
Het probleem met gemiddelden is wel dat ze ongelijkheid verhullen: als de rijken sneller rijker worden dan de armen armer, dan gaat het gemiddelde omhoog. Het zou dus ook kunnen dat slechts een klein clubje mensen in nieuwe lidstaten van toetreding tot de EU profiteert. Maar bij de meeste nieuwe toetreders nam ook de inkomensongelijkheid af – en nergens in Europa ging dat zo snel als in Polen.
In praktijk betekenen al die statistieken meer dan slechts een volle winkelwagen: inwoners van de EU-nieuwkomers zijn twintig jaar na hun toetreding gemiddeld veel gezonder, en hebben een hogere levensverwachting (tot wel 6,6 jaar extra in Estland). Ook scoren hun landen hoger als het gaat om onderwijs (soms zelfs hoger dan Nederland), en zijn ze veel tevredener met hun leven dan twintig jaar geleden. In Oost-Europa zijn mensen onder de dertig, voor het eerst sinds dergelijke metingen gedaan worden, net zo tevreden als hun leeftijdsgenoten in West-Europa.
Het effect van de EU-bonus is overduidelijk
Hebben de landen deze successen te danken aan hun lidmaatschap van de Europese Unie? Natuurlijk: op de groei in elk land zijn talloze factoren van invloed, en het is bekend dat opkomende economieën doorgaans sneller groeien dan rijkere landen. Dus heel verrassend is het niet dat Centraal- en Oost-Europa hun achterstand inlopen.
Toch zijn er duidelijke verbanden tussen EU-lidmaatschap en economische groei. Dankzij de interne markt (denk aan vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen binnen de Europese Unie) ging de export van de nieuwkomers naar andere EU-landen sinds 2004 over de kop; in Polen en Litouwen is deze verdubbeld, in Letland bijna verdrievoudigd, en in Cyprus zelfs vervijfvoudigd. Tegelijkertijd trokken buitenlandse investeerders massaal naar deze regio’s. Mede door investeringen van Volkswagen en Peugeot is er geen land ter wereld dat per inwoner zo veel auto’s produceert als Slowakije.
Daarnaast investeert de EU jaarlijks tientallen miljarden in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, die bedoeld zijn om regionale verschillen binnen de EU te verkleinen. Bijvoorbeeld door te werken aan de kwaliteit van de spoorwegen in Slowakije, door zonnepanelen aan te leggen in Slovenië, door de gezondheidszorg in arme regio’s in Tsjechië toegankelijker te maken, of door meer voorschools onderwijs mogelijk te maken in Letland. Er is dus sprake van herverdeling tussen de rijkere en de armere EU-landen.
En ook al kun je het effect van al die mechanismen niet met wiskundige precisie vastleggen, het positieve effect van een nieuw EU-lidmaatschap lijkt ook in vergelijking overduidelijk. De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling heeft onderzocht of vergelijkbare economieën die níét tot de EU toetraden de afgelopen twintig jaar een vergelijkbare groei doormaakten.
Sinds 2003 is het gemiddelde inkomen van de acht nieuwkomers toegenomen van 26 procent tot 50 procent van de Duitse economie. Zij zagen een groei van 24 procentpunten, terwijl vergelijkbare landen een groei van slechts 10 procentpunten kenden. De Bank bestempelt het gros van de groei als ‘EU-toetredingsbonus’.
Kortom: het is haast onmogelijk om het economische succes van al die nieuwkomers los te zien van hun EU-lidmaatschap. De EU10 floreren op een manier die voorheen ondenkbaar was. Het wordt beter – van koopkracht tot onderwijs en van gezondheidszorg tot infrastructuur.
Twintig jaar na de ‘Big Bang’ is het tijd voor een feestje, én voor reflectie. Ja, de komst van tien nieuwe lidstaten was een risicovolle onderneming. Maar mede dankzij de fondsen van de EU hebben de nieuwkomers snel aansluiting gevonden. Rijkere EU-landen dragen hier vooralsnog dan misschien meer aan bij dan wat het ze oplevert, maar uiteindelijk profiteren alle lidstaten van een grote, sterke Europese economie.
De verschillen worden steeds kleiner. De onzichtbare muur is gevallen.